DIEPENVEEN – DORPSKERK
Rond 1375 legde Geert Groote (Deventer 1340-1384) de grondslag voor een geestelijke vernieuwingsbeweging, de moderne devotie. In zijn geboortehuis stichtte hij een gemeenschap van arme vrouwen. Deze gemeenschap groeide na 1392 onder inspiratie van rector Jan Brinckerinck (1359-1419) uit tot het eerste huis der Zusters van het Gemene Leven, het Meester Geertshuis. Rijke weduwen en adelijke dames mochten niet intreden. De zusters besloten daarom op 17 juni 1400 voor hen een huis op ‘de plecht’ te Diepenveen te bouwen. Zij maakten eigenhandig een eerste onderkomen en verhuurden het vanaf 1401 met het omliggende land aan de nieuw gevormde gemeenschap.
Kerk begin 20e eeuw
In het voorjaar van 1402 kreeg het convent bisschoppelijk verlof om de regel van Augustinus te volgen. Het nieuwe Augustinessenklooster moest worden ingericht naar de normen van het in 1395 gestichte Kapitel van Windesheim en was een pendant van het Windesheimer mannenklooster. In 1408 werden de eerste reguliere kannunikessen ingekleed, van wie de oudste drie meteen hun professie aflegden.Het klooster werd financieel gesteund door Zwedera van Rechteren, douairière van Ruinen. Hille Sonderlants ( overl. 1446) werd tot rectrix (voorlopig overste) benoemd. Tijdens het generaal kapittel te Windesheim in 1412 werd het klooster van Onze Lieve Vrouw en Sint-Agnes te Diepenveen als eerste vrouwenklooster van de moderne devotie in het Kapittel van Windesheim opgenomen, met Salome Sticken (1369-1449) als eerste priorin. Diepenveen werd een modelklooster voor tal van vrouwenkloosters die zich op de hervorming van Windesheim oriënteerden. De kerk kwam in de jaren 1409-’11 tot stand en moet binnen oorspronkelijk geen stenen gewelven hebben gehad. Wel zal ze in de twee westelijke traveeën van een op stenen gewelven rustende nonnengalerij voorzien zijn geweest. In de loop der jaren werd het klooster uitgebreid. Rond 1452, ten tijde van het bezoek van kardinaal Nicolaus van Kues, leefden er minstens honderd zusters.
Het klooster werd in 1578 door de Staatse troepen van graaf Rennenberg geplunderd en deels verwoest. Met uitzondering van de kapel werden de kloostergebouwen in 1581 gesloopt. De kapel werd in 1659 als kerk door de protestanten voor de hervormde eredienst in gebruik genomen en werd de eerste predikant te Diepenveen, Lambertus van Bommel, benoemd.
In 1720 werd de kapel gerestaureerd en verkleind door een legaat van Anthonius Matthaeus, hoogleraar rechtsgeleerdheid aan het Deventer Athenaeum en zijn vrouw Judina van Hurck. De meest westelijke travee werd geheel van de rest afgescheiden en op de begane grond ingericht tot consistoriekamer. De verdieping werd een schoollokaal. Bij hetzelfde herstel werden de houten plafonds vervangen door stenen kruisgewelven. Daartoe werden de spitsboogvensters verlaagd en halfrond beëindigd. Aan de noordzijde zijn nog twee oorspronkelijk vensters zichtbaar.In 1838 volgde nog een herstel. Bij de overdracht van de geveltoren aan de gemeente in 1846 sloot men het schoollokaal.
In 1968-‘69 is de kerk geheel gerestaureerd onder leiding van architectenbureau D. Wijma uit Velp. Hierbij kon onder andere een vroegere nonnengalerij worden aangetoond en herkenbaar worden gemaakt.
In haar huidige vorm is de kerk aan de westzijde enkele traveëen ingekort en is het dak verlaagd. Aan de plaats en vorm van sommige ramen aan de noordgevel is nog te zien dat de zusters hun koorgebed op een verhoog in de kerk zongen, de ‘nonnengallerij’. Aan de vorm van het beboomde kerkplein ten zuiden van de kerk is de omvang van de voormalige kloosterhof nog te herkennen. In 1756 zijn de overgebleven conventsgebouwen tegenover de zuidzijde van de kerk als ‘pastorij’en ‘kosterij’ ingericht. Thans zijn deze als particuliere woningen in gebruik. Aan de dorpsstraat bevindt zich nog een woning met het jaartal 1578, met muurwerk dat eens deel uitmaakte van de kloosterbrouwerij. (Bron: Reliwiki)